Column | Jack

8 maart 2010 13:26 | columns | Door Televizier

Vreemd genoeg gaat het meestal over Mart Smeets als de nestor van de Nederlandse sportverslaggeving. De man die alles kan, die alles weet, die boven alle partijen verheven is. Naar mijn mening wordt een andere grootheid vergeten: Jack van Gelder. De man met dat heerlijke, opgepoetste, glimmende hoofd, die glimmende oogjes, die glimmende pruimenwangetjes en altijd een lach op zijn gezicht.

Er was een tijd dat ik Jack niet serieus nam, omdat hij heel slechte programma’s presenteerde.

Jack is iemand die heel slechte programma's nog heel goed kan presenteren. Maar bij sport is Jack de belichaming van de ideale anchorman.

De man die nooit twijfelt, nooit stottert, nooit om een woord verlegen zit.

Hij is presentator pur sang en je ziet aan alles dat het hem te gemakkelijk afgaat. Het enige waarmee je Jack nog echt kunt boeien, is de improvisatie.

Vorig jaar bij het EK voorzag hij live, onvoorbereid, een samenvatting van Oranje van commentaar. Hij deed dat zo weergaloos, dat zelfs de voetballers en coaches die ernaast stonden, hun bewondering niet onder stoelen of banken staken.

Zijn radioverslaggeving vorig jaar bij het EK onder de 21, waarin ik per ongeluk terechtkwam, had Theo Koomen-achtige kwaliteiten. Op zondag bij Studio voetbal is hij de koning. Hij zit daar met alle voetbalspecialisten om de tafel, maar hij weet al hun antwoorden al.

Sterker, hij weet vaak veel meer. Hij zou dat programma ook in zijn eentje kunnen doen.

Het liefst zie ik Jack in een stand-upje zijn programma aankondigen. Veel presentatoren doen dat per autocue, maar Jack improviseert.

Het ziet er ook uit alsof hij twee seconden van tevoren nog met zijn broek op zijn knieeÃàn door de studio stond te dansen om exact op tijd, onberispelijk gekleed, met een uitgestreken gezicht foutloos een aankondiging te doen in een zin van minimaal negen regels, terwijl de rest van de studio in zijn broek pist van het lachen.

Ook met de Olympische Winterspelen zat hij ongenaakbaar in de studio om achteloos een wetenswaardigheid uit zijn mouw te schudden over het blessureleed van een onbekende Finse curler of een anekdote over de buurman van een Japanse skispringer uit 1958.

En terwijl hij tegelijkertijd in zijn oortje krijgt ingefluisterd hoeveel tijd hij nog heeft, weet hij zijn verhaal tot op seconde netjes af te ronden en via een natuurlijk bruggetje een fragment in te leiden.

Zo gauw hij uit beeld is, pakt hij moeiteloos de draad op van zijn verhaal tegen het studiopersoneel, dat hij een paar minuten daarvoor was gestart, met een half oog zijn sms'jes checkend.

Tenminste, zo gemakkelijk laat hij het eruitzien.

Joep van Deudekom