Column | Passé

20 februari 2010 14:49 | columns | Door Televizier

Beste lezer, terwijl u dit leest, ben ik mij geestelijk aan het voorbereiden op mijn 50ste verjaardag. Aangezien ik van nature niet zo'n feestneus ben, heb ik mezelf getrakteerd op het omgekeerde van een feestje thuis met veel mensen. Ik zit op dit moment, in mijn eentje, zo ver mogelijk weg als het maar kan: op Antarctica.

Qua tv is 50 worden een belangrijke stap. Je hoort er namelijk niet meer bij.

De belangrijkste groep tv-kijkers zijn de zogenaamde boodschappers en dat zijn de mensen tussen 20 en 49 jaar. Dit zijn de mensen die belangrijk zijn voor de commercials: de kopers.

Elk programma wordt gescreend op die 20-49. Je kunt wel veel kijkers hebben, maar als ze tussen de 1-19 of 50+ zijn, tellen ze feitelijk niet mee.

Nog een paar dagen en ik ben geen boodschapper meer.

Ik verander langzaam in een irrelevante, niet-consumerende kasplant. Het komt niet als een verrassing. Ik had al een tijdje het gevoel dat de commercials niet meer bij me binnenkwamen. Vroeger kon ik nog helemaal in vervoering raken bij een nieuw model auto, een wasmiddel dat nog witter waste of een Cup-a-soup met vernieuwde formule, waardoor ik gelijk naar de winkel snelde om het nieuwe product uit te proberen.

Maar de laatste jaren trad steeds vaker een soort van apathie in tijdens de reclamebreaks. Soms zapte ik beschaamd weg.

Het is alsof je een olifant bent die voelt dat hij niet meer nodig is voor de kudde, die een last wordt voor de anderen en eenzaam de woestijn in loopt om te gaan sterven.

De tv-woestijn is natuurlijk Omroep Max. Het digitale bejaardentehuis.

Allemaal vriendelijke programma's die het sterven nog even uitstellen, die mijn geheugen met bedaarde quizjes nog even op peil houden. En die me via aangepaste reclameblokken in rustig tempo op de hoogte stellen van de producten die ik de komende jaren nodig ga hebben: stoelen waaruit je gemakkelijk kunt opstaan, die gehoorapparaten van Willeke en plasbevorderende
prostaatmedicatie.

Dit alles overwegende, bestaat de kans dat ik me op Antarctica in een wak laat zakken om nooit meer boven te komen; dat ik me laat opeten door zeven soorten pinguïns en zes soorten zeeleeuwen.

Het ga u goed. Het was fijn u gediend te hebben. Als ik toch terugkom, hoeft u dit niet meer te lezen. Het doet er allemaal niet meer toe, want ik ben boodschapper af. Als Plus Magazine belt voor een wekelijkse column, dan ben ik hier weg.

Joep van Deudekom