Wie is Journaal-presentatrice Saïda Maggé?

23 januari 2021 11:00 | amusement | Door Irma Tomas

© Mark Vos

De afgelopen jaren zit de carrière van Saïda Maggé (33) in een stroomversnelling. Ze was nog maar net bij Nieuwsuur of ze ging het Journaal presenteren. Een nadere kennismaking.

Tekst: Bram de Graaf

De Utrechtse buurt waar Saïda Maggé woont stond in roddelblad Story beschreven als een rustige, kindvriendelijke wijk. De Journaal-presentatrice moet lachen. “Mijn schoonmoeder belde: ‘Jullie staan in Story!’ Er stond zelfs een foto van ons bij. Daar schrokken we wel een beetje van. Mijn hoofdredacteur had me er al wel voor gewaarschuwd: onderschat niet wat er op je af komt als je NOS-presentator bent. Bij mijn eerdere omroepbanen had ik daar geen last van.”

Er ging geen ultieme meisjesdroom in vervulling: ik ben beroemd?
“Nou, nee. Mijn oorspronkelijke droom was danseres worden. Ik danste van jongs af aan bijna elke dag; jazzballet, klassiek, modern. Ik wilde naar de Dansacademie, maar kreeg op mijn veertiende last van mijn knie. Eerst dacht ik: het heeft met de groei te maken, maar de fysiotherapeut zei: ‘Je moet afbouwen, je zult nooit meer een hoog niveau halen.’ Dat was een enorme klap. Dansen was mijn passie. Als ik iets doe, wil ik het goed doen. Toen dat niet meer kon, was mijn motivatie weg.”

Dus koos je voor de journalistiek?
“Het was absoluut geen tweede keus. Tijdens een kampeervakantie in Spanje ontmoette ik een meisje dat journalist wilde worden. Ze hield erg van nieuws en was heel nieuwsgierig. Ik herkende dat; ik las al jong de krant en keek naar nieuwsprogramma’s. Na de aanslag op de Twin Towers in 2001 wilde ik daar alles over weten. Een goede vriend van mijn ouders werkte bij NOVA. Zijn werkkamer lag bezaaid met kranten en soms hoorde ik hem aan de telefoon woordvoerders uithoren. Ik vond dat waanzinnig interessant en spannend. Dat wilde ik ook!”

Een paar jaar geleden zei je nog tegen een vriendin: Mijn droom is bij Nieuwsuur werken. Je was daar net binnen of je verhuisde alweer naar het Journaal.
“Het is ongelofelijk. Ik was net dertig geworden en pas een half jaar weg bij de lokale omroep en werd gevraagd om bij Nieuwsuur te solliciteren. Anderhalf jaar later wilde het Journaal me. Ik vond het lastig. Ik ben enorm gevoelig en loyaal en voelde een soort plicht tegenover Nieuwsuur. Maar mijn rol daar was invaller, soms werd ik acht weken niet ingeroosterd. Ik dacht: ik ben gek als ik het niet doe.”

Is het Journaal presenteren heel anders dan Nieuwsuur?
“Ik merk weinig verschil. Ik ben nooit zenuwachtig, dat komt ook omdat ik me veilig voel. Zodra ik de studio instap weet ik: ook al komen er op het laatste moment nog teksten binnen, het komt goed. Maar tot nu heb ik nog geen breaking news meegemaakt.”

Met corona val je toch behoorlijk met je neus in de boter.
“Het is heel tweeledig. Als nieuwsjunk vind ik het een waanzinnig interessante tijd. In een van mijn eerste uitzendingen bracht ik het nieuws over ‘een onbekend virus in Wuhan’. Het was toen nog onvoorstelbaar dat we een paar maanden later zelf in lockdown zouden zitten. Als mens vind ik deze periode verschrikkelijk. Ik reed na een avonddienst naar huis en passeerde een ambulancetruck met ic-patiënten. Ik raakte enorm geëmotioneerd en dacht: het is echt. Alsof ik mezelf tegen die realiteit had beschermd.”

De NOS werd het mikpunt van corona-actievoerders. Hoe ervaar jij dat?
“Ik vind het verdrietig dat sommige mensen denken dat wij moedwillig verkeerde informatie verstrekken. Mijn collega’s die verslag doen van manifestaties worden op de snelweg in hun busje met het NOS-logo afgesneden of geïntimideerd. Veel van hen zijn wel wat gewend, maar ze zijn nu soms echt bang. Dat vind ik kwalijk. Gelukkig kregen we ook hartverwarmende steunbetuigingen van kijkers, tot enorme bossen bloemen aan toe. Ik maak me wel zorgen over de maatschappij: hoe gaan we hier uitkomen?”

Welke impact heeft het virus persoonlijk op jou?
“Omdat we fysiek aanwezig moeten zijn op ons werk, zagen we tijden onze vrienden niet. Ook mijn ouders, zestig en zeventig jaar oud, en oma heb ik maanden niet gezien. Dat vond ik verschrikkelijk, ik ben een familiemens.”

Saïda groeide op in Nijmegen. Haar biologische vader, een Marokkaan, heeft ze nooit gekend. “Het is voor mij geen ding, al vinden mensen het interessant om erover door te zagen. Vaak projecteren ze hun eigen verhaal op mij en zeggen: ‘Misschien moet je contact met hem zoeken, dat heeft mij ook geholpen.’ Ik heb daar totaal geen behoefte aan. Ik beschouw mijn Indonesische stiefvader, die al sinds mijn tweede in mijn leven is, als mijn echte vader. Ik draag zijn achternaam. Ik voel me zelf ook Indonesisch. Ik ben opgegroeid met die gezelligheid: lekker eten, een hechte familieband.”

Heb je door die verschillende culturele achtergronden ook als journalist een bredere kijk op zaken?
“Mijn man zegt dat ik daardoor zo’n goede journalist ben. Misschien is dat zo. Maar ik heb er ook van geleerd om onbevooroordeeld naar mensen te luisteren en niet mijn eigen leven op hen te projecteren. Ik wil het verhaal van die ander weten. En vertellen. Zoals ook dat van mijn vader.

Hij groeide als Timorees jongetje op in een Moluks kamp en is de laatste jaren veel met dat verleden bezig. Daardoor ben ik me er ook meer in gaan verdiepen. Veel Nederlanders weten niets over de Molukkers; zodra het over hen gaat, beginnen ze over de treinkapingen. Ik begrijp dat die acties een enorme impact hadden op de Nederlandse samenleving, maar ik mis vaak het perspectief van de andere kant. Waarom waren die jongeren zo kwaad? Daarover zou ik graag iets maken voor televisie.”

Als student journalistiek schreef je felle columns voor een journalistenvakblad, waarin je pleitte voor meer vrouwen in het vak. Waar kwam dat vandaan?
“Van mijn enorm geëmancipeerde moeder, haha, een boerendochter. Voordat ze mijn vader ontmoette heeft ze mij in haar eentje opgevoed. Ze volgde ook een opleiding, omdat ze een andere baan wilde. Ze heeft me er altijd op gewezen dat ik mijn eigen geld moest verdienen en niet afhankelijk moest zijn van een partner. En ook: als je iets wilt of doet, moet je ervoor gaan.”

Je dromen wat betreft werk zijn uitgekomen, waar ga je nu nog voor?
“Vorig jaar sprak ik Clairy Polak, een van mijn grote voorbeelden. Ze zei: ‘Heb geen haast. Word ouder en wijzer als mens, bouw dossierkennis op. Daar word je een betere journalist van.’ Dus dat ben ik nu aan het doen. Ik zit pas een jaar bij het Journaal, het is een heel nieuwe wereld voor me. Ik wil dit voorlopig blijven doen.”

Dans je nog weleens?
“Alleen met vrienden, als ik uitga. Dat is alweer lang geleden, en het zal nog wel even zo blijven, want ik ben zwanger van een tweeling.”

Joh! Dat stond niet in Story!
“Je bent de eerste journalist aan wie ik het vertel, haha.”

Journaal | dagelijks | NPO 1 en 2 

Meer over