'Weersverwachtingen kunnen nooit honderd procent betrouwbaar worden'

Interview met NOS-weerman Marco Verhoef

4 juni 2018 14:53 | informatief | Door Irma Tomas

© NOS
Door de tropische temperaturen die we achter de rug hebben, lijkt het allang zomer. Toch moet die nog komen. NOS-weerman Marco Verhoef (47) vertelt over zijn favoriete weer.

Marco Verhoef is niet het prototype weerman. Niet als kind al gefascineerd door woeste wolkenluchten en wonderlijke weerkaarten. Hij is gewoon het vak ingerold. “Na mijn vwo-examen ben ik natuurkunde gaan studeren in Utrecht, gewoon omdat ik dat een leuk vak vond. Maar ik was toen nog helemaal niet met het weer bezig.” Dat veranderde toen hij voor de specialisatie meteorologie & fysische oceanografie koos. “In mijn jaar zaten een aantal studenten die fanatiek met het weer bezig waren, daar raakte ik ook enthousiast van. En ik moet zeggen: die vakken lagen me ook wel. Langzamerhand begon de interesse voor het weer ook bij mij wat meer te spelen. Als je bepaalde theorieën over wolkenvormingen krijgt, ga je daar ook op letten. Op vrijdag deden we om de beurt een weersverwachting voor het weekend, dat was heel leuk.”

KNMI

Na zijn studies kwam Marco terecht bij het KNMI. “Daar ontdekte ik dat ik het leuk vond om over het weer te praten. Het ging me ook vrij gemakkelijk af, want ik kreeg steeds vaker aanvragen om in programma’s daarover te komen vertellen. Toen de NOS een nieuwe weerpresentator zocht, heb ik een screentest gedaan. Binnen een maand stond ik in het Achtuurjournaal.”

Wat is het belangrijkste criterium waar een goede weerpresentator aan moet voldoen?
“Dat je geen kopie wordt van iemand anders. Ik zie te vaak nieuwe weerpresentatoren de maniertjes en het taalgebruik van anderen nadoen. Mensen storen zich daaraan. Zorg dat je dichtbij jezelf blijft, dat heb ik bij de NOS wel geleerd. Tegenwoordig krijgen meteorologen die bij de NOS komen werken begeleiding van een presentatiecoach; ik moest ‘het presenteren’ mezelf aanleren. Het scheelde dat ik al wat ervaring had, cursussen gaf en er feeling voor had.”

In hoeverre gebruik jij je vakinhoudelijke kennis nog? Het zijn toch de computers die de weersverwachtingen berekenen.
“Voor het maken van een weersverwachting maken we gebruik van meerdere computermodellen, maar die hebben lang niet altijd gelijk. Daar komen wij om de hoek kijken. Onze rol is om al die verschillende weermodellen te interpreteren. Op basis van onze kennis en ervaring weten we welke waarschijnlijk geen gelijk krijgen en welke wel. Als al die weermodellen uit elkaar lopen, kies je voor een bepaald model en vermeld je in je praatje dat de verwachting onzeker is. Dat is een groot verschil met de weerapps, die gebaseerd zijn op één model en een bepaalde zekerheid suggereren. Maar die is er niet.”

Kan door technologische ontwikkeling de weersverwachting nog nauwkeuriger worden in de toekomst?
“Een beetje misschien, maar er zijn drie problemen waar je niet onderuit komt. Om een verwachting te kunnen maken, heb je een beginstand nodig. Daarvoor moet je eigenlijk alle natuurkundige grootheden meten. Dat lukt niet, omdat niet overal op de wereld meters staan. Bovendien heeft elk meetinstrument een afwijking. Ten derde: een computermodel weet niet dat wij vanavond na ons werk massaal naar huis gaan. Het feit dat mensen door de lucht lopen te wapperen, dat er vliegtuigen vliegen en schepen rondvaren, verstoort de grondstroming. Dat is het principe van de chaostheorie van meneer Lorentz. Weersverwachtingen kunnen dus nooit honderd procent betrouwbaar worden.”

Van welk weer word jij het vrolijkst?
“Privé: 25 graden, zonnetje en niet te veel wind. Maar ik moet er niet aan denken om in een land te werken waar het weer het hele jaar ongeveer hetzelfde is. De diversiteit van het Nederlandse weer maakt mijn vak zo boeiend. Daarbij geldt: hoe zeldzamer hoe leuker en niet hoe heftiger hoe beter. Het heldere weer van de afgelopen tijd met zijn staalblauwe lucht, dat niet vaak voorkomt, vind ik ook fantastisch. Zeker in de lente, als alles begint te groeien en groen wordt.”

Hoe kijk jij naar klimaatverandering?
“Hoewel het niet mijn vakgebied is, maak ik me er wel degelijk zorgen om. Ik ga ervan uit dat we nog niet te laat zijn om het tij te keren, maar het wordt wel steeds risicovoller wat we met elkaar aan het doen zijn op deze wereld. De effecten van klimaatverandering zijn nu al voelbaar: lange droge periodes, afgewisseld met veel neerslag in korte tijd. Dat is een drama voor de landbouw bijvoorbeeld.”

Moet de politiek harder ingrijpen?
“Vind ik wel, al begrijp ik ook dat het moeilijk is. Dat zie je ook bij de gasdiscussie, die is zo ingrijpend. Maar in je eentje kost het achterlijk veel geld om iets te doen. Ik verdien goed hoor, maar mijn bankrekening loopt ook niet over. Voor een elektrische auto of mijn woning energieneutraal maken, heb ik nu simpelweg het geld niet. Dat wil niet zeggen dat ik het niet wil. Je moet een goed moment zoeken om die overstap te maken en dan wordt het inderdaad een keer een investering. Maar ik vind ook dat de overheid de taak heeft om dat voor de gemiddelde burger makkelijker mogelijk te maken.”

Wat vind je het leukst aan je werk?
“Als ik het gevoel heb dat ik in het Journaal een interessant verhaal heb verteld dat is blijven hangen bij de kijker, in plaats van dat ze hebben onthouden wat voor pak ik droeg. Prima om reacties op mijn kleding te krijgen, maar de mensen moeten vooral weten wat voor weer het wordt. Verder word ik natuurlijk blij als de verwachting die ik heb uitgesproken uitkomt.”

Deze week zien we je niet op tv. Je doet mee aan Alpe d’HuZes, een jaarlijks evenement waarbij duizenden mensen tot zes keer toe de beroemde Franse berg beklimmen om geld in te zamelen voor kankeronderzoek. Waarom doe je mee?
“In de eerste plaats omdat ik het een mooi evenement vind. Vier jaar geleden was ik er voor het eerst bij als vrijwilliger en in 2016 beklom ik de berg lopend als deelnemer. Nu ga ik ’m met mijn zwager fietsend op. Zijn moeder heeft kanker en is uitbehandeld. Behalve dat ik het leuk vind om zoveel mogelijk geld voor het goede doel op te halen, speelt het sportieve element ook mee; de uitdaging om conditioneel zo goed te zijn dat ik die berg drie keer kan op fietsen. Dat is mijn streven.”

En, gaat dat lukken?
“Ik ga er wel vanuit. Conditioneel sta ik er goed voor. Ik ben in oktober begonnen met trainen. Dat betekent een keer in de week spinning en bij goed weer buiten fietsen. In het begin kwam ik na een uurtje bekaf thuis, nu gaat het veel beter. Voor het klimwerk heb ik een paar dagen in Duitsland en Limburg gefietst. Een mooie bijkomstigheid: ik ben twaalf kilo kwijt. Dat was ook nodig, want ik was echt te zwaar. Tja, ik ben een bourgondiër, hè. Om te voorkomen dat de kilo’s er straks weer aanvliegen, wil ik na Alpe d’HuZes blijven fietsen. Inmiddels vind ik het zo lekker, zeker met dit weer.”

Meer over