Interview

Rob Trip: 'Niemand komt bij mij weg met onzin'

20 maart 2019 11:00 | sterren | Door Televizier

© ANP
Neuriënd komt Rob Trip het NOS-gebouw in Hilversum binnenlopen, waar hij later het NOS Achtuurjournaal zal presenteren. Zoals altijd heeft hij het laatste kwartier van de autorit vanuit zijn woonplaats nabij Nijmegen naar Spotify geluisterd. “Elke vrijdag staat een nieuwe releaselijst op mijn profiel,” zegt hij. “De nieuwe single van mijn favoriete band Death Cab For Cutie stond daarop bovenaan. Mijn dag was meteen goed.”

Tekst: Bram de Graaf | NB: Dit interview is geschreven voor het nieuws over Rob Trips ziekte bekend werd.

Is dit een vast ritueel ter voorbereiding van het Achtuurjournaal?

“Muziek luisteren tijdens het laatste stuk zorgt bij mij voor een goede mindset. Zo’n ‘journaaldag’ begint al vroeg met Radio 1 en het doornemen van de kranten. Om negen uur heb ik dan thuis een telefonische redactievergadering, waarin de hoofdpunten van het nieuws worden besproken, zodat alle koppen dezelfde kant op staan. Het zijn altijd hectische dagen, want alles kan op het laatste moment nog worden omgegooid. En tussendoor bemoei ik me, zoals nu, ook nog met zo’n uitzending over de Provinciale Statenverkiezingen.”

Laatst protesteerden er ‘gele hesjes’ bij de NOS: jullie zouden aan de leidraad van de politiek lopen.

“En daar ben ik het absoluut mee oneens: NOS-journalisten zijn onpartijdig, dat zit in hun DNA. Als ik een debat leid, ben ik op iedereen even kritisch. Niemand komt bij mij weg met onzin. Onze missie is het nieuws goed bij de kijker thuis te brengen en een beeld te geven van wat er in Nederland en daarbuiten gebeurt. Maar natuurlijk heb ik ook mijn eigen opvattingen.”

Zou jij, als je nu jong was, klimaatspijbelaar zijn geweest?

“Misschien. Overigens noemen wij hen ‘klimaatscholieren’. Zo’n term bedenk ik mee, ja. Hij dekt de lading beter. Onpartijdigheid betekent niet dat je niet betrokken bent bij wat er om je heen gebeurt en ‘neutraal’ moet zijn. Ik heb moeite met dat woord. Nederland was tussen de twee wereldoorlogen ook neutraal, terwijl er krankzinnige dingen om ons heen gebeurden.”

Als echte radioman zei je dat je alleen naar de televisie wilde als NOVA je zou vragen. En toen belden ze je in 1996…

“En daarop kon ik geen ‘nee’ zeggen. Ik heb driekwart van mijn tijd in Hilversum bij de radio gewerkt, dat is wie ik ben. Niet voor niets doe ik dat nog steeds. Rond radio is geen gedoe. Geen lampen, geen camera’s, ik hoef niet op mijn mimiek te letten. Mensen gedragen zich heel anders zonder camera’s, zijn echter. Daarom ben ik ook tegen webcams in radiostudio’s, want het maakt de uitzending minder leuk.”

Want Rob Trip hoeft niet op straat herkend te worden?

“Als presentator van het Achtuurjournaal kennen veel mensen me en dat staat inderdaad haaks op wie ik ben. Mijn carrière heb ik niet gepland. Ik kwam telkens de juiste mensen tegen, zo ook voor dit journaal. Het is leuk en eervol werk, maar voor mij niet het summum. Het is wel zo: ik deed in de vroege morgen drie uur radio en ook al stond ik op mijn kop, ik kreeg nooit een reactie. En nu krijg ik elke klemtoon terug. Omdat ik niet de hele tijd zichtbaar wil zijn, zie je mij ook niet op sociale media – vaak een vorm van exhibitionisme, vind ik. Collega’s die het doen, krijgen veel shit over zich heen en stoppen meestal.”


Toch had iedereen het over je in 2002, toen Felix Rottenberg en Mathijs van Nieuwkerk in 2002 jou en twee medepresentatoren bij NOVA vervingen. Je was woest, volgens ingewijden.

“En om mij kwaad te krijgen, moet er wat gebeuren, hè. Ik voelde me belazerd en in mijn hemd staan, want iedereen volgde het publiekelijk. Kon ik nieuwe werkgevers nog vertrouwen? Gelukkig kwam ik daarna lekker terecht bij het NOS Radio 1 Journaal; ik kreeg dagelijks de hele ochtend. Zo kon ik alles achter me laten.”

Een jaar eerder had je een herseninfarct. Het kijk je terug op deze heftige jaren?

“Voor mij is er een periode vóór en ná dat herseninfarct. Veel specifieke dingen, zoals hoe lang ik in coma heb gelegen, weet ik niet eens zelf meer. In de beginperiode spookte het veel in mijn hoofd: ik had dood kunnen zijn. Maar ik heb er goed door leren relativeren. Alles wat om mijn ziekte heen gebeurde, zoals dat ontslag, was minder belangrijk.”

Ook het werk dus?

“Werk was al niet het alomvattende in mijn leven waarvoor ik alles opzij zou willen zetten, en dat is sindsdien sterker geworden. Als ambassadeur van de Hersenstichting ontmoet ik veel mensen die door een herseninfarct een ander karakter hebben gekregen. Ik heb veel geluk gehad, zoals met veel dingen in mijn leven. Zo ben ik al veertig jaar met mijn vrouw Petri; ik beschouw het als een groot geluk dat ik de liefde van mijn leven al zo jong tegenkwam.

Mijn herseninfarct is als een blikseminslag geweest, onvoorspelbaar en niet te herleiden tot één enkele oorzaak. En ik weet: het kan zo weer gebeuren. Maar dat geldt voor iedereen. Ik laat mijn leven niet door angst beheersen, want dan heb ik geen leven. Ik heb door die ziekte een andere levenshouding aangenomen. Ik stel dingen niet meer uit, ik wil ze nu doen! Zoals mooie reizen maken met het gezin. Het klinkt misschien raar: zo’n gebeurtenis is bijna een manier om gelukkiger te worden. Puur door te kunnen genieten van het moment. Ook als het gaat om werk.”

Heb je daarin nog grote ambities?

“Ik houd enorm van interviewen. Vroeger had je Het capitool op zondag bij de NOS; ik zou het leuk vinden als zoiets terugkomt en ik dat zou presenteren. Een talkshow? Iedereen loopt ermee weg, maar het zijn net verjaardagsfeestjes op tv; iedere tafelgast mag meepraten, of hij er nou verstand van heeft of niet. Ik ben een beetje talkshowmoe.”


Lees ook: Annechien en Winfried vervangen Rob Trip

Meer over